Alle zorgen, verdriet en pijn die mensen ervaren, omdat ze in de Heere Jezus geloven.
Zingen in de nacht
Ghazal zit bij haar vader achterop de brommer en houdt zich vast aan zijn jas. Terwijl ze rijden, kijkt ze via zijn rug omhoog. Hij heeft die stomme helm weer op. Bijna iedereen in haar land, in Pakistan, heeft een brommer, maar niemand draagt een helm. Haar vader wel. Hij vindt het veiliger, zegt hij. Ze weet wat hij bedoelt: met een helm op wordt hij minder snel herkend.
Voor haar vader is het gevaarlijk in hun land. Ze zijn christen en in Pakistan wonen vooral moslims. Haar vader praat graag over Jezus, ook met moslims. Sommige moslims worden boos en zeggen dat hij zijn mond moet houden. Ghazal denkt weer terug aan die ene dag, toen ze haar vader te pakken kregen en hem staken met een mes. Gewoon, in hun eigen huis…
Ghazals vader weet wat lijden is. In de Bijbel lezen we daar ook over. Paulus en Silas zijn in de stad Filippi om over de Heere Jezus te vertellen. Maar al dagenlang loopt er een vrouw achter hen aan die roept: “Dit zijn dienstknechten van God, de Allerhoogste!” Het is een boze geest die deze vrouw zo laat roepen. Paulus en Silas willen niet geholpen worden door een boze geest. Daarom draait Paulus zich om en zegt: “In de Naam van Jezus Christus gebied ik u om uit haar weg te gaan!” Dat gebeurt op hetzelfde moment.
Niet iedereen is daar blij om. De mannen voor wie ze werkte, zijn woedend. Door deze vrouw verdienden ze veel geld. Ze grijpen Paulus en Silas en sleuren hen mee naar de markt. “Laat de stadsbestuurders zeggen dat Paulus en Silas gestraft moeten worden! Deze mannen brengen onrust in de stad. Het zijn Joden en zij leren de Romeinse mensen in Filippi allemaal verkeerde gewoonten.”
De bestuurders van de stad rukken Paulus en Silas de kleren van hun lijf. Ze laten hen slaan met stokken en gooien hen in de gevangenis. In de binnenste cel is het koud en aardedonker. Paulus en Silas zien hoe de cipier hun voeten vastzet in een blok. Ze kunnen geen kant meer op.
Midden in de nacht klinkt er geluid in de gevangenis. Alle gevangenen zijn klaarwakker. “Hoor jij dat ook?” zeggen ze tegen elkaar. “Zingen? Hier?” Ademloos luisteren ze naar de twee stemmen die zingen over Gods goedheid. Ineens begint de grond te schudden. Het is een aardbeving, waardoor alle deuren opengaan. Blokken en boeien laten los. Paulus en Silas zijn vrij!
De cipier is doodsbang. Hij denkt dat de gevangenen ontsnapt zijn. Maar Paulus roept: “Alle gevangenen zijn er nog!” Bevend valt de cipier voor Paulus en Silas op de grond. “Wat moet ik doen om gered te worden?” smeekt hij. “Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden!” is het antwoord van Paulus. Die nacht komt de cipier met al zijn huisgenoten tot geloof. Dwars door het lijden van Zijn kinderen heen, groeit de gemeente van de Heere in Filippi.
Lijden en zingen, dat kan als de Heere bij je is. Dan kun je zelfs blij zijn als je vervolgd wordt. Want Hij laat je nooit alleen. Dat gelooft Ghazal uit Pakistan vast. Achterop de brommer bij haar vader duwt ze haar hoofd tegen haar vaders rug. Ze vindt haar vader zo moedig! Hij zal niet stoppen met praten over de Heere Jezus. Iedereen moet van Jezus horen, zegt hij. En Ghazal is het helemaal met hem eens!
Bronvermelding: het verhaal van Ghazal is met toestemming overgenomenuit ‘Een blik in de spiegel’, uitgave van SDOK.