Deze bijbelleesles gaat over Johannes 20:19-31 en hoort bij les A1.42 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Johannes 20:19-31
Context
Vorige week is verteld over het sterven van de Heere Jezus en Zijn begrafenis. In deze geschiedenis staat de opstanding centraal. Het wordt niet verteld vanuit
het perspectief van de vrouwen die het graf bezoeken, maar vanuit het perspectief van de discipelen en Thomas.
Kerntekst
Johannes 20:29: Zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven.
Doelstellingen
- De kinderen kennen de geschiedenis van de verschijning aan de discipelen en Thomas.
- Ze beseffen dat geloven betekent dat je overtuigd bent van de zekerheid van iets wat je niet hebt gezien.
- Ze leren dat ze zalig zijn als ze in de Heere Jezus geloven, zonder dat ze Hem gezien hebben.
Zingen
- Psalm 16:3,4; 18: voorzang; 27:7; 118:14
- ZB - Vrede zij u / ‘k Heb geloofd en daarom zing ik
- UAM - Leer mij in geloof te leven
- UMK - Thomas, wees niet ongelovig
Geloofsleer
- HC vraag 21 - Een waar geloof
- HC zondag 17 - De opstanding van Christus
- HC zondag 20 - De Heilige Geest
- HC zondag 31 - De sleutels van het hemelrijk
Bijbelleesles
We willen dit gedeelte behandelen met een Bijbelleesles, korte vragen die over de Bijbeltekst gaan. Steeds wordt gezocht naar een combinatie van vragen over de tekst én vragen die de toepassing naar het eigen leven maken. Aan het eind zijn dan geen gespreksvragen opgenomen. Kopieer van tevoren dit Bijbelgedeelte
(bijvoorbeeld via www.statenvertaling.info), de vragen en eventueel de in de exegese genoemde teksten.
Voor het leesgemak van de kinderen is het aan te bevelen de tekst uit te vergroten op een A-4.
Vers 19
- Welke dag is het? Wat is er op deze dag gebeurd?
- Waarom hebben de discipelen ‘de deuren gesloten’?
- Hoe kan de Heere Jezus binnen gekomen zijn?
- Wat betekent Zijn groet?
- Weet je nog meer plaatsen in de Bijbel waar iemand ‘vrede’ gewenst wordt?
- Hebben jij en ik ook ‘vrede’ nodig? Wat betekent het dat Jezus de ‘Vredevorst’ wordt genoemd?
Vers 20
- Wat zagen de discipelen in Jezus’ handen en zijde?
- Waarom werden ze toen pas blij?
Vers 21
- Zeg in eigen woorden wat de Heere Jezus zegt.
- Waarheen worden de discipelen gezonden?
- Vandaag worden er ook nog mensen door de Heere God gezonden. Weet jij wie?
Vers 22
- Wat doet de Heere Jezus?
- Waar is dit een teken van?
- Waar doet het teken van wind bij de Heilige Geest je aan denken?
Vers 23
- Kunnen de discipelen zonden vergeven?
- Wat wordt hier dan bedoeld?
Vers 24
- Wat wordt hier allemaal van Thomas gezegd? Noem drie dingen.
Vers 25
- Wat zeggen de discipelen?
- Vertel jij ook wel eens aan iemand over de Heere Jezus? Is dat belangrijk?
- Wat zegt Thomas?
- Kun jij Thomas begrijpen?
Vers 26
- Welke dag is het?
- Vergelijk eens met vers 19; wat valt op?
- Waarom zouden de discipelen nog steeds de deuren gesloten hebben?
Vers 27
- Hoe wist de Heere Jezus dat Thomas dit gezegd had?
- Vind jij het een fijne gedachte dat de Heere álles weet, of word je er een beetje bang van?
- Ook tegen jou zegt de Heere: wees niet ongelovig, maar gelovig. Hoe doe je dat?
Vers 28
- Wat is Thomas’ antwoord?
- Waarom hoeft Thomas nu niet eens meer te voelen?
Vers 29
- Waarom gelooft Thomas?
- Wat zegt de Heere Jezus dat wij moeten doen?
- Wat betekent ‘zalig’?
Vers 31
- Waarom heeft Johannes al deze geschiedenissen opgeschreven?
- Ook jij hebt al heel veel van deze geschiedenissen gehoord. Geloof jij dat de Heere Jezus de Zoon van God is?
- Wat zul je dan ontvangen?