Deze vertelschets gaat over 2 Koningen 4:8-37 en hoort bij les T-C4 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: 2 Koningen 4:8-37
Context
Koning Joram van Israël heeft koning Josafat van Juda opgeroepen om met hem ten strijde te trekken tegen de Moabieten. Als er geen water is in de woestijn, laten ze de profeet Elisa komen. Hij belooft in de Naam van de Heere dat er water zal zijn en dat zij zullen overwinnen.
Kerntekst
2 Koningen 4:9b Zie nu, ik heb gemerkt dat deze man Gods heilig is.
Doelstellingen
- De kinderen begrijpen dat het merkbaar wordt als iemand de Heere lief heeft.
- Ze horen van het wonder dat de Heere door Elisa doet en beseffen dat de Heere almachtig is.
Zingen
- Psalm 9:2; 81:12; 121:1
- ZB - Machtig God, sterke Rots
Geloofsleer
- DL 5, 14 - Gebruik van de genademiddelen
- HC vraag 26 - Gods zorg
Introductie
Ken jij iemand die de Heere lief heeft? Hoe weet je dat?
Beginzin
‘Weet je wat we moeten doen? We moeten voor de profeet die hier elke keer langs komt een kamer maken in ons huis. Dan kan hij hier blijven slapen, als hij bij ons gegeten heeft.’
Vertelschets
- Haar man knikt. Dat is een goed idee. De man van God komt zo vaak bij hen, ze kennen hem nu heel goed. Je kunt merken dat hij de Heere lief heeft.
- ‘Komt u eens mee!’ zegt de vrouw de volgende keer als Elisa aankomt. ‘Kijk, we hebben een kamer voor u gemaakt’ en ze laat Elisa het bed, de tafel en stoel en het olielampje zien. Elisa is er blij mee; nu heeft hij een eigen kamer als hij op reis langs komt. Hier kan hij heerlijk slapen maar ook bidden tot de Heere.
- Bid jij ook weleens tot de Heere in je eigen kamer, zomaar, ook al ga je niet naar bed?
- Elisa denkt: ‘De vrouw zorgt altijd zo goed voor mij. Er is vast wel iets wat ik voor haar kan doen.’ Maar als hij het vraagt, zegt ze: ‘Ik heb het goed. Ik heb niets nodig.’
- De knecht van Elisa, Gehazi, weet wel iets. Deze vrouw en haar man hebben geen kind en ze zouden heel graag een kind hebben. Maar dat zal wel niet meer gebeuren, want haar man is al oud.
- ‘Gehazi, vraag eens of ze even hier komt.’ Misschien vraagt de vrouw zich wel af: ‘Zou Elisa iets nodig hebben? Zou er wat aan de hand zijn?’
- Verbaasd luistert ze naar de profeet. Wat?! Zullen zij en haar man volgend jaar een zoon krijgen? Is dat écht waar? Ze kan het bijna niet geloven. Maar na een hele poos wordt er een jongetje geboren. Wat zijn die mensen blij en dankbaar.
- Het jongetje groeit goed, hij gaat zitten en kruipen, hij leert lopen en praten. Zijn vader en moeder zijn zo gelukkig. Af en toe gaat hij met zijn vader naar het veld, dan mag hij helpen.
- Op een dag begint hij ineens te huilen. Hij grijpt naar zijn hoofd en roept: ‘Oh, mijn hoofd, het doet zo zeer!’ ‘Breng jij hem maar gauw naar huis, naar zijn moeder’, zegt vader tegen een knecht.
- Moeder neemt hem in haar armen. Wat zou hij hebben? Ze ziet wel dat hij steeds zieker wordt. Ze is bezorgd en angstig. In de middag sterft haar zoontje. Ze moet meteen aan Elisa denken. De profeet van God beloofde hun dit jongetje. En nu is hij gestorven.
- Ze draagt hem naar boven en legt hem op het bed van de profeet. Dan doet ze de deur op slot en loopt naar haar man. ‘Wil je me een ezel meegeven en een knecht, dan ga ik naar de man van God, naar Elisa.’ Haar man is verbaasd. ‘Het is toch geen sabbat. Waarom ga je er nu heen.’ ‘Laat me maar gaan, het is goed’, zegt de vrouw.
- Het is een heel eind, een uur, twee uren, nog langer loopt de knecht naast de ezel. Als ze in de buurt van Elisa komen, komt Gehazi hen tegemoet; Elisa heeft hem gestuurd. ‘Hoe gaat het met u? En met uw man? En met uw zoon? vraagt Gehazi. ‘Het is goed’, zegt de vrouw. Maar als ze bij Elisa komt, buigt ze zich voor hem en pakt zijn voeten vast. ‘Laat haar maar, ze is heel erg verdrietig’, zegt Elisa als Gehazi haar terug wil duwen. ‘De Heere heeft mij niet verteld wat er aan de hand is.’ Snikkend zegt de vrouw: ‘Ik heb toch niet om een zoon gevraagd!’ De Heere heeft haar een kind gegeven en nu is hij gestorven.
- Meteen zegt Elisa tegen Gehazi: ‘Ga naar het huis van de vrouw. Neem mijn staf mee en leg die op het gezicht van de jongen.’ Maar de vrouw wil dat Elisa zelf meegaat. Elisa is immers de knecht van God! Ze weet dat de Heere kan helpen. Samen volgen ze Gehazi. ‘De jongen is dood’, zegt de knecht als ze bij het huis komen.
- In zijn kamer bidt Elisa tot de Heere of Hij de jongen levend wil maken. Hij gaat op het kind liggen. De Heere verhoort zijn gebed. De jongen niest zeven keer en doet zijn ogen open.
- ‘Roep zijn moeder’, zegt Elisa tegen Gehazi. ‘Neem je zoon mee!’ Ze buigt zich diep voor de profeet en neemt haar jongen mee.
Slotzin
Wat is de vrouw blij en dankbaar als ze ziet dat haar zoon weer leeft. Elisa is een knecht van God. God is machtig; ze weet het zeker. Geloof jij ook dat de Heere álles kan?
Gesprek
Welk plan maakte de vrouw? Waarom wilde ze dat graag? Hoe zou ze weten dat Elisa een knecht van de Heere was? Hoe kun je weten dat iemand een kind van de Heere is? Waarom wilde ze dat Elisa zelf mee ging? Er gebeurde een wonder. Weet je nog meer wonderen die in de tijd van de Bijbel gebeurd zijn?
Samenvatting
Op zijn reizen ontmoet Elisa een man en een vrouw, die in hun huis voor hem een kamer maken, want zij hebben gemerkt dat hij een knecht van God is. Bij hen logeert Elisa vaak. Het echtpaar heeft geen kinderen. Elisa mag de vrouw vertellen dat ze een zoon zal krijgen. De vrouw raakt zwanger en krijgt op de tijd die Elisa gezegd heeft een zoon. Als deze zoon op een dag ziek wordt en sterft, legt de vrouw hem op Elisa's bed en gaat ze op zoek naar Elisa. De profeet komt en bidt tot God. Door een wonder wordt de jongen weer levend.
Vragen
- Waarom reist Elisa door het land?
- Hoe heet de knecht van Elisa?
- Hoe merk je dat de vrouw de Heere liefheeft?
- Waarom legt de vrouw haar dode zoon op Elisa's bed?