Deze vertelschets gaat over Johannes 18:1-11 en 28-40 en hoort bij les B4.39 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Johannes 18:1-11 en 28-40
Context
Jezus heeft met Zijn discipelen het Pascha gevierd. Hij heeft Zijn discipelen onderwijs gegeven over de toekomst.
Judas is tijdens de Paasmaaltijd weggegaan om zijn Meester te verraden.
Na de Paasmaaltijd staat Jezus op. Hij verlaat met Zijn discipelen Jeruzalem en gaat over de beek Kidron naar Gethsémané. Hier kwam Hij wel vaker met Zijn discipelen om daar tot Zijn vader te bidden.
Kerntekst
Johannes 18:32 Opdat het woord van Jezus vervuld werd dat Hij gezegd had, betekenende hoedanigen dood Hij sterven zou.
Doelstellingen
- De kinderen kennen de geschiedenis van het verraad, de gevangenneming en het verhoor.
- Ze beseffen dat Jezus zijn vijanden helpt.
- Ze weten dat de Heere Jezus onschuldig is, dat Hij wílde lijden en sterven voor onze zonden!
- Ze leren dat Jezus de Koning is van het hemelse koninkrijk en dat Hij almachtig is.
- Ze beseffen dat alles gebeurt zoals het voorspeld is.
Zingen
Psalm - 41:5, 69:4, 71:7,
ZB - Alzo lief had God de wereld / Hij kwam bij ons, heel gewoon / Welk een Vriend is onze Jezus
UMK - Het Licht der wereld wordt bij nacht
Geloofsleer
- HC, vraag 38 - Geleden onder Pontius Pilatus
- HC, vraag 123 - Koninkrijk van Christus
- NGB, artikel 21 - Het lijden van Christus
Introductie
Stel je voor: Er is iets kapot gevallen in de klas. De juf vraagt: ‘Wie heeft dat gedaan?’ Niemand zegt iets. Jij ook niet, want je hebt het niet gedaan. Dan opeens wijst een klasgenoot naar jou en zegt: ‘Hij heeft het gedaan, juf!’ Er knikken nog meer kinderen. Jij krijgt de schuld, terwijl je niets gedaan hebt. Dat is oneerlijk, dat is gemeen.
De Heere Jezus wordt ook beschuldigd. De overpriesters willen Hem doden, terwijl Hij niets heeft gedaan. Dat is gemeen!
Beginzin
Het is al laat als een groepje mannen stil door de straten van Jeruzalem loopt.
Vertelschets
- Het is volle maan en de maan zorgt zo voor een beetje licht. Ze lopen door de stadspoort en lopen naar beneden het dal in. Ze steken de beek Kidron over en gaan in de richting van Gethsémané. Dat is een tuin vol met olijfbomen. Daar gingen ze wel vaker heen, de Heere Jezus bad daar tot Zijn Vader.
- Enige tijd later verlaat een grote groep mensen Jeruzalem en gaat ook in de richting van Gethsémané. Ze hebben fakkels en lantaarns bij zich, zodat ze nog iets kunnen zien. Verder is het donker.
- Een man loopt voorop, hij moet de weg wijzen. Het is Judas. Hij is niet bij Jezus, maar hij hoort nu bij de vijanden van Jezus. De vijanden van Jezus zijn leden van het Sanhedrin. Ze dragen stokken en knotsen. Ook zijn er 600 zwaarbewapende soldaten. Ze gaan op weg om Jezus gevangen te nemen.
- Ze komen bij de ingang van de olijfboomgaard. Het is er donker. Plotseling klinkt er een stem: ‘Wien zoekt gij?’ Dat weten ze wel. ‘Jezus, de Nazaréner.’ Dan klinkt weer dezelfde stem: ‘Ik ben het.’ En op dat moment…. valt de hele groep. Ze vallen achterover. Judas, de leden van het Sanhedrin en die stoere soldaten. De Heere Jezus laat hen even voelen dat Hij alles met hen kan doen. Dat Hij hen zelfs zou kunnen doden.
- De mannen komen overeind en weer klinkt die stem: ‘Wien zoekt gij?’ En weer klinkt het antwoord: ‘Jezus, de Nazaréner.’ ‘Ik ben het’, zegt Jezus. ‘Als jullie Mij zoeken, hier ben Ik, maar laat Mijn discipelen gaan, doe hen niets.’ Jezus zorgt eerst voor Zijn discipelen.
- De discipelen staan verschrikt te kijken wat er gebeurt. Wordt hun Meester zomaar gevangen genomen? Petrus rukt zijn zwaard uit zijn schede, hij zal zijn Meester helpen! Met zijn zwaard slaat hij om zich heen.
- En dan….er klinkt een gil! Een man, Malchus, grijpt naar zijn hoofd. Petrus’ zwaard is langs zijn hoofd gegaan en nu voelt hij dat z’n oor eraf is.
- ‘Steek je zwaard in je schede, Petrus!’ klinkt Jezus stem. ‘Ik zal doen wat Mijn Vader wil. Ik zal lijden en sterven voor Mijn volk.’
- De Heere Jezus moet lijden en sterven. Anders zou er niemand zalig kunnen worden. Dan zouden de zonden niet vergeven kunnen worden. Ook jouw zonden niet.
- Dan bukt Jezus zich en pakt het oor van Malchus en geneest het. Jezus geneest Zijn vijand door een wonder. Wat is de Heere goed.
- Als je de Heere niet liefhebt, ben je een vijand van de Heere. Maar de Heere is zo goed, Hij wil vijanden redden, Hij wil jou redden! Hij wil je zonden vergeven! Heb jij de Heere nodig? Wil je dat de Heere jou redt en dat Hij je zonden vergeeft?
- Heel vroeg in de morgen komt er een groep mensen uit het huis van de hogepriester Kájafas en gaat naar de burcht waar stadhouder Pilatus woont. Bij de poort wachten ze op de stadhouder. Naar binnen willen ze niet, want dan zijn ze onrein en mogen ze het Pascha niet vieren.
- Daar komt de stadhouder aan. Hij kijkt hen eens aan, bekijkt de gevangene en vraagt: ‘Waar beschuldigen jullie Hem van?’ ‘Als het geen slechterik was, dan zouden we Hem niet bij u brengen’, klinkt hem boos.
- Pilatus kijkt hen spottend aan en zegt: ‘Neem Hem mee, en straf Hem naar jullie wetten.’ Boos kijken de mannen Pilatus aan. ‘We mogen niemand doden.’ Dat mochten alleen de Romeinen. Ze hebben Pilatus nodig om Jezus te doden. Ze willen Jezus kruisigen.
- bDat is ook zo voorspeld in de boeken van het Oude Testament. Zo moest Jezus sterven! Maar de Joden weten niet dat dit alles naar Gods bedoeling is.
- Pilatus neemt Jezus mee naar binnen. ‘Bent U de Koning van de Joden?’ De Heere Jezus geeft niet gelijk antwoord, maar vraagt: ‘Weet u dat zelf of hebben anderen u dat verteld?’ Pilatus kijkt Jezus verontwaardigd aan: ‘Ik ben toch geen Jood!’ Uw volk en de overpriesters hebben U hier gebracht. Wat hebt U gedaan?’
- De Heere Jezus zegt: ‘Mijn koninkrijk is geen aards koninkrijk. Als Ik gewild had, dan hadden Mijn dienaren voor Mij gevochten, maar dat wilde Ik niet.’
- Pilatus kijkt Jezus aan: ‘Bent U dan een Koning?’ Jezus zegt: ‘U zegt dat Ik een Koning ben.’
- Pilatus staat op en gaat terug naar de poort. ‘Ik vind geen schuld in Hem, Hij is onschuldig. Maar ik heb de gewoonte om een gevangene met het Pascha los te laten. U kunt kiezen: Barábbas of Jezus, de Koning van de Joden.’
- ‘We willlen niet de Koning van de Joden, we willen Jezus niet, maar laat Barábbas los!’ klinkt het als uit één mond. Het volk kiest niet voor Jezus, Die nog nooit zonden heeft gedaan, maar ze kiezen voor een moordenaar.
Slotzin
Ze willen maar één ding: Jezus moet sterven!
Gespreksvragen
Wat heeft Jezus gedaan?
Waarom willen de overpriesters en het volk Hem doden?
Waarom wil Jezus lijden en sterven?
Bespreek de kerntekst; wat betekent het dat Jezus met Zijn lijden en sterven het Woord vervult?
Wat betekent Zijn lijden en sterven voor jou?
Zing ter afsluiting met elkaar een psalm of lied waarin het gaat over het lijden van de Heere Jezus.
Samenvatting
De Heere Jezus gaat met Zijn discipelen naar de hof van Getsemané. Daar komt ook Judas om Hem te verraden. De Heere weet dat. Als Hij vraagt wie ze zoeken en Hij antwoordt dat Hij het is Die ze moeten hebben, deinzen ze achteruit en vallen op de grond. De Heere wil Zelf meegaan, maar Hij vraagt van hen Zijn discipelen te laten gaan. Petrus slaat het oor van Malchus eraf. De Joden brengen Jezus voor Pilatus waar hij verhoord wordt. De Heere geeft aan dat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld is. Pilatus zegt tegen het volk dat hij geen onschuld in Hem vindt. Hij stelt het volk de keus of ze Jezus of Barabbas los willen laten. Het volk kiest voor Barabbas.
Vragen
- Waar gaat de Heere met Zijn discipelen heen?
- Wie komt daar om Hem te verraden?
- Wat gebeurt er met de soldaten als de Heere zegt dat Hij degene is die ze zoeken?
- Door wie wordt de Heere verhoord?