Dit spel komt uit de map 'Overwinnaar'. Een map met kinder(evangelisatie)materiaal van Evangeliestek.
Uitleg
De kinderen spelen levend ganzenbord, waarbij er allerlei opdrachten, spellen en vragen rondom het thema gedaan en beantwoord moeten worden.
Benodigdheden
- Per uitgekozen spel of opdracht de benodigdheden
- Papier
- Schaar
- Lamineervellen
- Lamineerapparaat
- Dobbelsteen per groepje
- Mapje met de opdrachten voor de groepsleider
- Stopwatch
Voorbereiding
- Print de nummers 1 tot en met 63 en lamineer ze.
- Maak een parcours van de nummers.
- Kies bij een aantal nummers opdrachten/vragen/spellen afhankelijk van de doelgroep.
- Verzamel de materialen die bij de opdrachten horen en leg dit klaar bij het juiste nummer.
Speelwijze
- Maak groepjes van zes kinderen met een begeleider.
- Geef elk groepje een eigen dobbelsteen en laat de groepen één voor één gooien. Ga net zoveel nummers op het parcours vooruit als de dobbelsteen aangeeft.
- Bekijk of er een opdracht bij het nummer hoort. Zo ja, dan voer je de opdracht uit en zo niet, dan mag je weer met de dobbelsteen gooien en het aantal nummers verplaatsen dat de dobbelsteen aangeeft.
- Kom je op hetzelfde spel, dan mag je een spel naar voren of naar achteren.
- Kom je bij een nummer waar al een groepje bezig is, dan wacht je tot ze klaar zijn en voer je daarna de opdracht uit.
- Als een opdracht niet goed is uitgevoerd, gooi je de dobbelsteen om te bepalen hoeveel stappen je terug moet doen.
- Het spel is afgelopen zodra de eerste groep exact op nummer 63 komt. Je kunt er ook voor kiezen om te spelen zolang als er tijd is. Als het parcours is afgelopen begin je weer opnieuw, maar speel je de spellen die je nog niet hebt gedaan.
Voorbeeld opdrachten/vragen/spellen
Bijbelse quizvragen
Minimaal drie van de vijf goed. Zet deze quizvragen in een mapje die aan de groepsleider meegegeven wordt. De quizvragen kun je zelf bedenken of halen uithoofdstuk 7.4 ‘Met kinderen in gesprek’. Deze opdracht kun je ook meerdere keren in het spel toevoegen.
Spellen
- Ga in een rij staan en geef, met in je mond een wasknijper, een muntje door aan de volgende persoon die ook een wasknijper in zijn mond heeft. Valt het muntje? Begin dan weer opnieuw. Het muntje moet een keer heen en terug doorgegeven worden.
- Splits de groep in tweeën. Teken een recht parcours met stoepkrijt op de grond en laat de groepen tegen elkaar skilopen. De skilatten maak je door fietsbanden over een plank vast te maken. Hier kunnen de kinderen hun voeten in steken.
- Speel het spel Twister. Er moeten tien handelingen zijn uitgevoerd. Geen kleur meer over? Dan hand of voet in de lucht. Val je om? Dan een paar stappen terug.
- Iedereen pakt een hand van iemand anders. Doe het zo dat er een knoop ontstaat. Probeer vervolgens zonder los te laten uit de knoop te komen en een cirkel te maken. Handen losgelaten voordat de knoop los is? Dan een paar stappen terug.
- Verdeel de groep in tweeën. Zet aan de ene kant een lege emmer en aan de andere kant een emmer met water en een spons. De kinderen moeten de spons met water naar de overkant brengen en deze leegknijpen boven de lege emmer. Hiervoor krijgen ze drie minuten de tijd. Welke groep heeft na drie minuten het meeste water in de lege emmer?
- Geef met je benen en voeten de bal door aan een ander uit je groepje. Iedereen moet een keer de bal hebben gehad en hebben weggegeven. De bal mag niet op de grond komen.
- Ieder kind van de groep staat op een plank. Het achterste kind heeft ook een plank in zijn hand. Die geeft hij zo snel mogelijk door naar voren, zodat de voorste de plank op de grond kan leggen en iedereen een plank naar voren kan stappen. De achterste persoon pakt de achterste plank van de grond en geeft die weer door. Dit herhaalt zich, totdat de achterste de finish over is. Wanneer iemand van de plank afstapt, moet je opnieuw beginnen. Belangrijk: geef een begin- en eindpunt aan.
- Spijkerpoepen. Hang bij iedereen een riem om waaraan een draad met een spijker hangt. De kinderen moeten proberen de spijker in de fles te krijgen. Zorg ook voor wat lagere flesjes of potjes met een wijde hals voor de jonge kinderen.
- Bind van een kind het linkerbeen en van een ander kind het rechterbeen aan elkaar door middel van een sjaal of stuk stof. Zet met pionnen een parcours uit waar de kinderen samen omheen moeten lopen.
Opdrachten
- Praat één minuut lang over ‘de medaille’. Een persoon van de groep wordt aangewezen om deze opdracht uit te voeren. Wanneer de persoon drie keer ‘eh’ heeft gezegd, is de groep af. Iemand anders mag het proberen tot het is gelukt.
- Zeg de weektekst met elkaar op.
- Nog een keer gooien (deze opdracht kun je er meerdere keren tussen zetten).
- Gooi een tennisbal vijf keer de kring rond. De bal mag maximaal twee keer vallen. Valt de bal vaker, dan moet je een paar stappen terug. De hoeveelheid stappen bepaal je met de dobbelsteen.
- Rust! Kies een opdracht: wacht tot een andere groep voorbijkomt of probeer om de beurt twee te gooien.
- De groepsleider laat een aantal zinnen zien die door gefluisterd moeten worden. De laatste moet de zin minimaal voor meer dan de helft goed hebben. Schrijf de zinnen op in het mapje van de groepsleider.
- Maak een piramide (driehoog) met je groepsgenoten (alleen geschikt voor de bovenbouw).
- Probeer, met materialen die je om je heen kunt vinden, het woord ‘OVERWINNAAR’ te maken. Gebruik sjaals, takjes, pennen e.d.
- Oeps… een blessure! Kies een opdracht: wacht tot een andere groep voorbij komt lopen of gooi net zo lang totdat er vier gegooid wordt.
- Schilder met een penseel in je mond of tussen je tenen voorwerpen die bij een wedstrijd horen. Bijvoorbeeld: een podium, medailles, een beker, bos bloemen, confetti enz. Elk groepslid schildert iets van het schilderij op het grote A3-papier.
- Ga met zo min mogelijk voeten naar de overkant. Hierbij moeten de kinderen samenwerken door elkaar bijvoorbeeld op te tillen. Zorg voor een start- en finishlijn. Je kunt hierbij verschillende opdrachtjes geven (aantal voeten is afhankelijk van de groepsgrootte):
-- Opdracht 1: Ga op negen voeten naar de overkant.
-- Opdracht 2: Ga op zes voeten naar de overkant.
-- Opdracht 3: Ga op vier voeten naar de overkant.
Tip
Op internet zijn ook veel kleine spelletjes te vinden die geschikt zijn voor dit spel. Hier kun je ook zoeken op de leeftijdsgroep van de kinderen waarmee je het spel wilt spelen.