Dit citaat komt uit het boekje ‘Daadkracht’, geschreven door Laurens Snoek. De citaten zijn ‘denkprikkels’ voor opvoeders die betrokken zijn op doeners in de kerk. In de toelichting wordt een stukje uitleg gegeven.
Doeners laten ons zien wat de Bijbel al in Genesis 2:7 duidelijk maakt.
Namelijk dat de mens niet zozeer een ziel hééft, als wel een ziel is. Je lichaam bepaalt dus mede wat voor iemand je bent en wat je wel en niet kunt.
Laten we daarom de lichamelijkheid van onze jongeren waarderen, door ze de ruimte te geven om lichamelijk actief te zijn bij godsdienstigen activiteiten.
Wij zijn ons lichaam
Toelichting
Genesis 2:7 luidt: ‘En de HEERE God had de mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.’
Er staat niet: ‘zo werd de mens een wezen met ziel en lichaam’ of: ‘zo werd de mens een ziel met een lichaam’. Lichaam en ziel vormen een unieke eenheid. Samen zijn ze die ene levende mens, die ene door God bedoelde persoonlijkheid. Het dagelijks leven leert ons dat trouwens ook: Komt iemand aan mijn lichaam, dan komt hij aan mij! Wij zijn blijkbaar ons lichaam.
Een van de consequenties hiervan is: het dienen van God is geen zuiver geestelijke bezigheid. Bidden, Bijbellezen, mediteren, naar de preek luisteren, zingen, het zijn net zo goed lichamelijke als geestelijke activiteiten. Houding en bewegingen doen bij bidden en aanbidden, bij zingen en musiceren net zo hard mee als de geestelijke vermogens die ervoor nodig zijn.
Vragen jongeren (en ouderen) die niet stil kunnen zitten, wellicht om een geestelijke herwaardering van ons lichaam?