Ingewikkelde preken uit de brieven van Paulus, moeilijke woorden of het leren van catechisatielessen. Voor jongeren met een lager niveau is veel in de kerk lastig te volgen.
Sander Wisse (17) en Annique Post (16) uit Emmeloord werken allebei graag met hun handen. Ze voelen zich echt een doener. „Ik doe vaak eerst en denk dan pas na”, vertelt Sander, die werkt in de metaaltechniek. Annique volgt de opleiding SAW en wil later graag met kinderen werken.
Het tweetal kerkt in de gereformeerde gemeente in Emmeloord. Ze voelen zich er thuis. Alleen zijn de preken regelmatig moeilijk. Vooral die in de middag. Sander: „Preken waar niet echt een verhaal in zit, die komen bij mij nooit goed binnen. De morgendienst is vaak meer voor kinderen, maar dat snap ik tenminste. Ik hoor graag een gelijkenis van de Heere Jezus of een geschiedenis, bijvoorbeeld over Jakob.”
Annique herkent wat Sander zegt. „De catechismuspreken vind ik erg moeilijk.” Ze zou het fijn vinden als er een preekbespreking kwam na de middagpreek. „’s Middags begrijp ik het vaak echt niet”, vertelt Sander goudeerlijk. „Hoewel, afgelopen zondag viel het mee.” Hij graaft even in zijn geheugen. „Uhm… Het ging over het woordje amen.” Hij roept naar de keuken: „Welke zondag was het? Oh ja, zondag 52.” Grijnzend: „Ik moet altijd even op gang komen, maar dan weet ik het.”
Beiden vinden het fijn als hun dominee –ds. P. G. Heijkamp– voorbeelden en beelden gebruikt in de preek. Sander: „Dat doet hij gelukkig vaak. Zelf beeld ik me een Bijbelse geschiedenis helemaal in. De tollenaar die in de boom zat? Dat zie ik gelijk voor me.” Annique: „Voorbeelden roepen herkenning op. Omdat je het zelf hebt meegemaakt. Bijvoorbeeld over een moeder die je troost als je verdriet hebt. Dan snap je gelijk wat de dominee bedoelt.”
Wanneer er moeilijke woorden worden gebruikt, haken de twee doeners af. Ze horen mensen graag in eenvoudige taal bidden. In preken horen ze liever ook geen ingewikkelde woorden. Sander: „De dominee gebruikt er niet veel. Maar tijdens leesdiensten heb ik er last van.” Annique: „Ja, dan hoor je een woord dat je niet kent en ga je erover nadenken wat het betekent. Je gedachten dwalen af.”
Moeilijke dingen uit de preek worden soms op de jeugdvereniging uitgelegd, vertelt Annique, die op jv zit. Sander: „Ik ben er af. Mijn vrienden gingen niet meer. Alleen als ik vrienden meekrijg, wil ik weer. Ook een andere werkvorm zou mij niet overhalen om te gaan.” Annique vindt de jv waardevol. „Er is een Bijbelstudie. We zingen veel en na de pauze gaan we aan de slag. Bijvoorbeeld met een spel: ontspannen en gezellig. Dus we doen ook echt wat.”
Zingen, daar houden ze allebei van. Annique, die in de kerk vlak voor Sander zit: „Hij zingt echt hard! Ik hoor het gelijk als-ie niet meezingt.”
Theologische discussies gaan juist langs het tweetal heen. Die volgen ze totaal niet. „Ik weet dat de ene kerk lichter of zwaarder is dan de andere. Maar wat het verschil is? Geen idee. Ik houd niet van discussiëren”, zegt Sander. Annique gelooft al die theorie wel: „Ik ga me er niet mee bemoeien.”
Voor het Bijbellezen geldt voor Sander en Annique hetzelfde als voor de preken. De geschiedenissen gaan wel, de rest vinden ze pittig. Sander: „De kamerling las de boekrollen en snapte het ook niet. Hij kreeg uitleg. Die uitleg hebben wij ook nodig. Gelukkig gebruik ik een dagboek.”
Voor een doener kan het lastig zijn dat God niet hoorbaar spreekt. Annique herkent dat: „Je wilt graag eerst zien en dan geloven. En als je ergens mee zit en erover bidt, wil je graag gelijk antwoord.” Sander: „Ik denk weleens: had ik maar in de tijd van de Heere Jezus geleefd. Bijvoorbeeld op de pinksterdag, toen er 3000 mensen tegelijk werden bekeerd. Dan zie je het met je eigen ogen en had ik het vast gelijk geloofd.”
Bron: Reformatorisch Dagblad, jongerenpagina Puntuit, 12 oktober 2016