In dit artikel denkt prof. dr. W. Van Vlastuin na over de positie van Israël.
Onlangs vloog een Iraanse drone vanuit Syrië het Israëlische luchtruim binnen. Vliegtuigen van de Israëliërs schoten dit vehikel neer. Ook voerden ze aanvallen uit op militaire nederzettingen in Syrië. Daarbij werd een F-16 van Israël neergehaald. De piloot kon met zijn schietstoel ontkomen. Het is een symptoom van een negatieve spiraal rond Israël. Elke dag lezen we er wel iets over. Wat heeft dit te betekenen? Zijn dit signalen van de eindtijd? Heeft God een bijzonder plan met Israël?
Is Israël een bewijs van God?
De laatste decennia zijn christelijke theologen veel voorzichtiger geworden om over een bijzonder plan van God voor Israël te spreken. Deze voorzichtigheid heeft te maken met twee dingen.In de eerste plaats is de vraag actueel wat Gods plan met Israël zou betekenen voor Arabische christenen. Veel christenen spreken wel over Gods belofte voor Israël en een toekomstige bekering van het oude verbondsvolk, maar ze maken het niet concreet. Wat betekent Gods belofte voor Palestina, waar Palestijnse families al eeuwenlang wonen? Als de Heere het land Kanaän aan het biologische nageslacht van Abraham belooft, betekent dit dan dat de Palestijnse christenen het land moeten verlaten?Een tweede punt is de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament. Theologen als Wright, Chapman, Beale, Palmer Robertson en in ons land De Jong, Maljaars, Paas, Reitsma, Van de Beek en anderen benadrukken dat Israël tot vervulling gekomen is in de persoon en in het werk van Christus. Dat geldt niet alleen de tempel, de offerdienst en de wetten van Mozes, maar ook voor grondpatronen in het Oude Testament.
In deze lijdenstijd denken we aan Gods Knecht in de profetieën van Jesaja. We kunnen ook denken aan de roeping van Israël uit Egypte en de woestijnreis van het volk op weg naar het Beloofde Land. Zijn dit geen aanwijzingen voor de roeping van Jezus Christus uit Egypte en de veertig dagen dat Hij in de woestijn werd verzocht? Betekent aparte aandacht voor het volk van Israël niet dat we de Bijbel dan niet meer lezen met het oog op Christus? Gaat de bijzondere aandacht voor Israël niet ten koste van de concentratie op de Zaligmaker? En om nog iets anders te noemen: Lezen we in Romeinen 4:13 niet dat Abraham een erfgenaam van de wereld was? Zouden we niet kunnen zeggen dat God Zijn beloften aan Abraham veel rijker heeft vervuld dan Hij in het Oude Testament beloofde, toen Hij het land Kanaän toezegde?
Inderdaad moeten we oog hebben voor de diepe grondstructuren van de Schrift waarin het Oude Testament en het volk van Israël hun vervulling vinden in de persoon en het werk van de Heere Jezus Christus. Jezus Zelf heeft benadrukt dat we het Oude Testament moeten lezen met het oog op Zijn persoon (Joh. 5:39). In het onderwijs aan Zijn leerlingen heeft Hij laten zien dat de wetten van Mozes, de profetieën en de psalmen van Hem getuigen (Luk. 24:44). Deze concentratie van de Schrift op de persoon en het werk van Jezus Christus bewaart ons ervoor de Bijbel te lezen als een optelsom van losse profetieën waarbij we gaan puzzelen welke profetie wel vervuld zou zijn en welke nog niet.
De vervulling van het Oude Testament in Jezus Christus betekent echter niet dat het hele Oude Testament wordt geabsorbeerd in Christus en dat er geen blijvende structuren vanuit het Oude Testament herkenbaar blijven. In onze traditie denken we dan gelijk aan het dopen van kinderen. Dat gaat terug op de structuren van het Oude Testament, waarin kinderen bij Gods verbond werden gerekend. Zo ontdekken we in het Nieuwe Testament dat er nog steeds onderscheid wordt gemaakt tussen Israël en de andere volkeren. Een heel bekend hoofdstuk is Romeinen 11, waarin Paulus zich afvraagt of God Zijn volk Israël heeft verstoten. Uit het verdere vervolg van dit hoofdstuk blijkt dat hij er persoonlijk een voorbeeld van is dat God Zijn volk niet heeft verstoten. Vervolgens gaat hij verder en spreekt hij erover dat ”geheel Israël” zalig zal worden. Hij geeft eerlijk aan dat Israël als geheel Christus heeft verworpen. Daarom spreekt hij over de ”val” en de ”vermindering” van Israël (Rom. 11:12). Het wonderlijke is dat hij daartegenover spreekt over de ”aanneming” en de ”volheid” van Israël.
Christenen die beweren dat Israël nu geen andere positie heeft dan de andere volken, laten ons zien dat er geen verschil is in de genade (Gal. 3:28) en dat je van de Bijbel geen puzzelboek moet maken. Gelijkheid in de genade betekent echter niet dat elk verschil is opgeheven. Dat maakt ons opmerkzaam op Gods weg met Israël in de geschiedenis, die onderstreept dat God leeft.