Deze vertelschets gaat over 1 Samuel 3 en hoort bij les C1.36 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: 1 Samuel 3
Context
Het is nog steeds een donkere tijd voor het volk Israël. De Heere spreekt niet, vanwege de zonden. De Heere laat Zijn volk niet los. Hij gaf Hanna een zoon: Samuël. Door Samuël gaat de Heere weer spreken tot het volk.
Kerntekst
1 Samuël 3:10 Toen kwam de HEERE en stelde Zich daar en riep gelijk de andere malen: Samuël, Samuël! En Samuël zeide: Spreek, want Uw knecht hoort.
Doelstelling
- De kinderen horen dat Samuël op jonge leeftijd de Heere diende.
- Ze denken na over de vraag of zij dit voorbeeld volgen.
- Ze horen dat de Heere Samuël roept en dat Samuël eerbiedig naar Hem luistert.
- Ze beseffen de Heere in de Bijbel ook tegen hen spreekt; ze worden opgeroepen naar Zijn stem te luisteren.
Zingen
- Psalm 85:3; 119:5; 134:1
- ZB - Spreek Heer’, spreek want ik luister / Uw Woord is een lamp voor mijn voet / Wees ook jij een discipel
Geloofsleer
- HC vraag 32 - De ambten van een christen
- NGB art. 31 - Roeping tot het ambt
- DL III en IV, 8-10 - De roeping en zijn uitwerking
Introductie
‘Bart! Bart!’ Bart kijkt op. Wie roept hem? Hij hoort zijn naam. Daar ziet hij mama staan. Mama wil dat Bart bij haar komt.
Jij hebt ook een naam. Als mama jou roept dan hoor je jouw naam. Je weet dan: ik moet komen en luisteren naar wat mama te vertellen heeft. Luister jij altijd als je moeder roept? Doe je ook altijd wat ze vraagt?
Beginzin
Het is stil en donker in de tabernakel, het huis van God. Het is nacht. Als je goed rondkijkt, zie je dat de kaarsen op de gouden kandelaar branden. Die branden elke nacht. De mensen slapen.
Vertelschets
- In één van de kamers ligt een oude man te slapen. Ken je hem nog? Het is de hogepriester Eli. In een andere kamer ligt een jongen te slapen. Dat is Samuël.
- Samuël woont bij de tabernakel. Nu ligt hij te slapen, maar overdag helpt hij Eli. Samuël mag werken in het huis van God. Zo mag Hij de Heere dienen.
- Dat kan, ook al ben je nog jong. Dien jij de Heere ook?
- Samuël ligt vast te slapen. Maar plotseling schrikt hij wakker. Hij hoort zijn naam. ‘Samuël, Samuël!’ Dat is vast Eli, denkt Samuël. Hij heeft mij zeker nodig. Snel springt hij uit bed en loopt naar de kamer van Eli.
- ‘Hier ben ik’, zegt hij. ‘U hebt mij geroepen.’ Verbaasd kijkt Eli naar Samuël. ‘Nee hoor, ik heb je niet geroepen. Ga maar gauw terug naar je kamer om verder te slapen.’
- Verbaasd gaat Samuël terug. Hij had het toch duidelijk gehoord? Hij gaat weer in zijn bed liggen en probeert verder te slapen. Dan schrikt hij weer op. ‘Samuël! Samuël!’ Weer hoort hij zijn naam. Nu weet ik het zeker, denkt hij, Eli heeft mij echt geroepen.
- Snel loopt hij weer naar de kamer van Eli. ‘Hier ben ik’, zegt hij, ‘want u hebt mij geroepen.’ Weer kijkt Eli verbaasd. ‘Nee hoor, ik heb je niet geroepen. Ga maar gauw weer terug naar je kamer om verder te slapen.’ Samuël begrijpt er niets van. Hij heeft het toch niet gedroomd?
- Hij gaat op zijn bed liggen om verder te slapen. Voor de derde keer schrikt hij wakker. ‘Samuël! Samuël!’ Nu hoort hij die stem weer. Vlug gaat hij weer naar Eli toe. ‘Hier ben ik, want u hebt mij geroepen’, zegt hij opnieuw.
- Dan begrijpt Eli het. Híj heeft Samuël niet geroepen, maar de Heere! ‘Luister’, zegt hij, ‘de volgende keer als de Heere jou weer roept, moet je zeggen: Spreek, Heere, want Uw knecht hoort.’
- Samuël loopt weer terug en gaat in zijn bed liggen. Stil ligt hij te wachten. ‘Samuël! Samuël!’ klinkt het dan. Eerbiedig antwoordt Samuël: ‘Spreek, Heere, want Uw knecht hoort’. Hij wil graag horen wat de Heere hem zal vertellen.
- Luister jij ook naar wat de Heere jou wil vertellen? Als je de Bijbel leest, spreekt de Heere tegen jou.
- ‘Samuël’, zegt de Heere, ‘Ik zal de mensen in Israël straffen. Ze luisteren niet naar Mij, ze zijn ongehoorzaam en zondigen. En Ik zal ook de zonen van Eli straffen. Hofni en Pinehas gehoorzamen Mij niet. Zij zullen sterven.’
- Stil heeft Samuël geluisterd. De volgende morgen staat hij op. Hij loopt naar de deuren van de tabernakel en doet ze open. Daar komt Eli aan. Samuël is bang. Nu moet hij Eli vertellen wat de Heere tegen hem gezegd heeft en dat durft hij niet.
- ‘Mijn zoon Samuël’, vraagt Eli, ‘wat heeft de Heere vannacht tegen jou gezegd? Vertel het maar aan mij.’ Nu moet hij het wel vertellen. Eerlijk vertelt Samuël dat de Heere de mensen zal straffen. En dat Hij de zonen van Eli zal straffen.
- Wordt Eli nu boos? Nee, hij weet het: ze hebben het verdiend. Het volk heeft gezondigd en Eli weet heel goed dat zijn zonen geen goede priesters zijn. ‘Wat de Heere doet, is altijd goed’, zegt hij.
- Samuël wordt ouder. Hij blijft in de tabernakel om de Heere te dienen. De Heere heeft hem die eerste keer in de nacht geroepen, maar nu spreekt de Heere vaker tot Samuël. Samuël vertelt de woorden van de Heere dan aan de mensen. Hij is een profeet.
Slotzin
Nu horen de mensen in Israël de woorden van de Heere weer. Zij hebben de Heere verlaten maar de Heere zoekt hen op. Zo goed is de Heere!
Gesprek
Waar ging het over in het verhaaltje voor het Bijbelverhaal? Wat heeft dat te maken met de vertelling? Wie werd er in dit Bijbelverhaal geroepen? Wie riep hem? Wist Samuël wie hem riep? Wanneer luisteren wij naar de woorden van de Heere? Vind je dat fijn? Samuël diende de Heere al heel jong. Hoe kun jij de Heere dienen?
Samenvatting
Samuël en Eli gaan beide slapen. Dan hoort Samuël een stem die hem roept. Hij denkt dat het Eli is. Tot drie keer toe loopt hij naar Eli, maar Eli ontkent dat hij hem geroepen heeft. De derde keer begrijpt Eli dat de Heere Samuël roept en zegt hem dat hij moet zeggen: Spreek, Heere, want uw knecht hoort. Dat doet Samuël en hij krijgt te horen wat de Heere met het huis van Eli zal doen, omdat hij zijn zonen niet boos aangekeken heeft toen ze zondigden. De volgende morgen vertelt Samuël de woorden van de Heere aan Eli. Hij aanvaardt het Woord van God. Samuël wordt groter en profeet van de Heere.
Vragen
- Wie roept Samuël?
- Wat antwoordt hij daarop?
- Wat krijgt hij van de Heere te horen?
- Wat wordt Samuël als hij groot is?