Waarschijnlijk heb je wel eens discussies met vrienden of ouders of je dat ene nu wel of niet moet doen. Je weet dat jouw vriend of vriendin het ook doet, en die is best wel christelijk. Ook andere mensen om je heen zie je het gewoon doen. Dus dan zou jij het ook moeten kunnen doen, of niet?
OVERDENKING
Waarschijnlijk heb je wel eens discussies met vrienden of ouders of je dat ene nu wel of niet moet doen. Je weet dat jouw vriend of vriendin het ook doet, en die is best wel christelijk. Ook andere mensen om je heen zie je het gewoon doen. Dus dan zou jij het ook moeten kunnen doen, of niet? Als voorbeeld nemen we even roken. Het zou kunnen dat je ouders vroeger zeiden dat je niet mag roken, omdat jouw lichaam een tempel van de Heilige Geest is (1 Kor. 6:19) – even los van het feit of deze tekst dan theologisch juist gebruikt wordt! Jij brengt daar tegenin dat ongezond eten ook niet goed is voor je lichaam, dus dat je dan vanaf nu ook alleen nog maar gezonde dingen mag eten. Ook weet je dat matigheid een belangrijk Bijbels woord is, dus je voert aan dat als je een sigaretje op een dag rookt, dat niet heel schadelijk kan zijn voor je gezondheid, omdat je met mate rookt.
Als tweede nemen we jouw kijkgedrag. Jij bent zo opgevoed dat je het zelf geen enkel probleem vindt om dat ene programma te kijken, hoewel er heel af en toe in wordt gevloekt. Een vriend van jou snapt dit niet, want er wordt in gevloekt, dus dan kijk je het gewoon niet. Je zegt misschien tegen hem dat je dan niks meer kan en mag kijken, want waar wordt nu niet in gevloekt? En je bent het er ook niet mee eens dat ze vloeken en dat vind je ook niet goed, maar het gebeurt nu eenmaal in films en series, dus het is moeilijk om dat helemaal buiten te houden. Hoe moet je daar nu mee omgaan? Is diegene dan ook gelijk geen christen meer? Of is hij ‘op zijn eigen manier’ een christen? Het zijn lastige vragen, die voor ruzie en onenigheid kunnen zorgen.
In de Bijbel komen we ook zulke lastige kwesties tegen. Vooral tijdens de reis van het evangelie. Het was oorspronkelijk het geloof ‘van de Joden’, - hoewel het vanaf het begin aan al de bedoeling is geweest dat in Abraham alle volken gezegend zouden worden - maar met Pinksteren werd pas goed duidelijk voor de Joden dat ook de heidenen mochten delen in het heil. Het zou logisch zijn als de reis van het evangelie niet voor problemen zorgde, want een kenmerk van gelovigen is juist dat ze in liefde en harmonie met elkaar samen leven. We zien het in Handelingen 15, waar mensen uit Judea tegen nieuwe heidengelovigen zeggen dat ze besneden moeten worden naar de wijze van Mozes, anders kunnen ze niet zalig worden. Paulus en Barnabas gaan daarom naar Jeruzalem om het samen met andere apostelen en ouderlingen te bespreken. Maar ook daar komt grote twisting. De besnijdenis is ontzettend lang een bijzonder belangrijk onderdeel geweest van het volk van Israël, en nu zouden de heidenen zich niet hoeven te besnijden?!
Uiteindelijk wordt besloten om de heidenen geen onnodige lasten op te leggen, als ze zich maar onthouden ‘van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen’. De besnijdenis was toen een heikel punt. Nu maken we soms ruzie over zaken die eigenlijk niet zo belangrijk zijn. Hoe moeten we daar dan mee omgaan? Moeten we de ander dan maar gelijk geven, om geen aanstoot te veroorzaken? En is dat dan wel eerlijk? Paulus wenst de Filippenzen – en daarmee jou - toe dat ze overvloedig worden in de liefde door kennis en fijnzinnigheid, zodat ze kunnen onderscheiden waar het op aankomt (Fil. 1:9,10). Bij alle onenigheid moeten de woorden blijven gelden die God ons gebiedt: Hebt u naaste lief als uzelf. Kan dat samen opgaan? Toen oud-partijleider B. van der Vlies (SGP) in 2010 wegging, zei iemand dat ze het soms hartelijk oneens waren, maar elkaar daarna altijd de hand konden schudden. Is dat de juiste houding?
Uiteindelijk wordt besloten om de heidenen geen onnodige lasten op te leggen, als ze zich maar onthouden ‘van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen’.
De besnijdenis was toen een heikel punt. Nu maken we soms ruzie over zaken die eigenlijk niet zo belangrijk zijn. Hoe moeten we daar dan mee omgaan? Moeten we de ander dan maar gelijk geven, om geen aanstoot te veroorzaken? En is dat dan wel eerlijk? Paulus wenst de Filippenzen – en daarmee jou - toe dat ze overvloedig worden in de liefde door kennis en fijnzinnigheid, zodat ze kunnen onderscheiden waar het op aankomt (Fil. 1:9,10).
Bij alle onenigheid moeten de woorden blijven gelden die God ons gebiedt: Hebt u naaste lief als uzelf. Kan dat samen opgaan? Toen oud-partijleider B. van der Vlies (SGP) in 2010 wegging, zei iemand dat ze het soms hartelijk oneens waren, maar elkaar daarna altijd de hand konden schudden. Is dat de juiste houding?
STUDIEVRAGEN OVER HANDELINGEN 15
- In vers 1 wordt gezegd dat wanneer men zich niet besnijdt, ‘zo kunt gij niet zalig worden’. Heb je wel eens meegemaakt dat iemand zoiets tegen jou zei? Waar ging dat over? Denk je daar nu nog steeds hetzelfde over? Is het Bijbels wat diegene zei?
- In vers 2 zien we dat ze er niet uitkomen. Wat is hun vervolgstap? Kennen we dit in onze kerkstructuur ook? Kun je deze vervolgstap ook toepassen in jouw onenigheden?
- In de kerken zelf is helaas ook vaak onenigheid (7), soms zelfs ruzie. Veel kerken hebben hun eigen standpunten, en van één grote kerk is geen sprake. Vind je dit moeilijk? Hoe ga je hier mee om?
- Hoe zou je vers 10 en 11 in je eigen woorden vertellen als iemand je vraagt wat het betekent?
- Betrap je jezelf er wel eens op dat je jezelf lasten oplegt, terwijl het alleen uit genade is?
- Toon aan dat het geschil in dit hoofdstuk wordt opgelost door de Bijbel erbij te pakken. Kun je jouw onenigheden ook zo oplossen?
- Stel dat het antwoord nu niet duidelijk in de Bijbel staat, hoe moet je er dan mee omgaan? (Rom. 14)
- Denk na hoe je jouw ‘lopende’ onenigheden op kunt lossen.
ZINGEN
Psalm 72:4, 85:4, LvZ:5 - 23: Create in me a clean heart - 198: Welk een vriend is onze Jezus