In de maanden april, mei en juni kun je er niet onder uit: de vakantie komt eraan. De reclames voor aantrekkelijke reizen vliegen je op het internet en in het straatbeeld om de oren.
OVERDENKING
In de maanden april, mei en juni kun je er niet onder uit: de vakantie komt eraan. De reclames voor aantrekkelijke reizen vliegen je op het internet en in het straatbeeld om de oren. Het is goed om een keer na te denken over de hoeveelheid aandacht die wij besteden aan de jaarlijkse vakantieperiode. We werken het hele jaar door voor een aantal weekjes vakantie in het jaar. We besteden heel veel tijd aan de voorpret. Internet wordt afgestruind voor de mooiste reis. Zo kunnen we heel veel met de vakantie bezig zijn. Dat is niet gek, want het is een heerlijke tijd van rust, een echt geschenk. Maar toch gaat het altijd zo snel voorbij. Misschien denk je wel: ‘Jammer dat het nu alweer voorbij is’. En zo is het einde van een vakantieperiode altijd dubbel. Enerzijds is er de dankbaarheid, anderzijds is er misschien iets van “ontevredenheid”.
Iemand die in Christus is, is een nieuw schepsel geworden. Daar hoort bij dat hij ook een nieuw thuis heeft ontvangen. Niet de aarde is meer zijn thuis, maar hij heeft een nieuw Vaderland ontvangen: de hemel. Als je in de Heere Jezus gelooft, ben je op aarde een pelgrim. Je bent dan eigenlijk altijd op reis. Dat betekent dat je nooit thuis bent, maar wel altijd onderweg naar het hemelse Vaderhuis bent. Jonathan Edwards schrijft mooie dingen over deze bijzondere reis van een gelovige: “Wie op reis is, kan onderweg aangename dingen tegenkomen. Maar dat betekent niet dat hij daar maar blijft. Hij trekt langs mooie plaatsen, hij komt langs weiden vol bloemen, hij gaat langs een lommerrijk bos. Toch stelt hij zich hiermee niet tevreden. Hij kijkt ernaar als iemand die op doorreis is en trekt verder. Als hij op een schitterende plaats komt, laat hij zich niet verleiden om er te blijven. Nee, hij heeft steeds het doel van zijn reis in gedachten. Hij komt in een herberg, waar het aangenaam toeven is. Maar hij denkt er niet over na hier te blijven. Hier is immers niet zijn thuis. Hij is hier slechts een vreemdeling. Hij verfrist zich of blijft er die nacht slapen. Dan trekt hij verder. En hij vindt het een fijne gedachte dat hij al zo’n groot deel van de reis heeft afgelegd.”
Is het herkenbaar voor jou? Tijdens een vakantie heb je heel mooie dingen mogen zien, en daar ben je dankbaar voor, maar toch stel je je er niet tevreden mee. Is jouw levensreis zo? Ben en blijf je een vreemdeling onderweg totdat je thuis bent in het Vaderhuis? Als dat zo is mogen we ons op vakantie en in het leven verheugen in de dingen die we krijgen. Maar, zo zegt Jonathan Edwards: ‘we moeten er geen andere bedoeling mee hebben dan ze (de dingen die we krijgen) meteen achter te laten, wanneer we daartoe geroepen worden. En dan moeten we ze gewillig en met vreugde inruilen voor de hemel.’
In deze Bijbelstudie gaat het over twee mensen die thuis waren op de aarde: Ananias en Saffira. Zij gaven niet heel hun hart en leven aan de Heere. Ze hadden iets voor God en iets voor zichzelf. Als wij straks weer naar huis gaan, breekt een heel belangrijke tijd aan. Zien de mensen om ons heen dat de Heere het belangrijkst in ons leven geworden is? Of blijven we de “schijnheilige” die we van nature zijn? In zijn jeugd bereidt iemand zich voor op de volwassenheid, welke wegen zal hij gaan? Dan komen de hoogtijdagen van het leven en ze vliegen voorbij. Wanneer iemand in zijn ouderdom gekomen is vraagt hij zich af: waarom ging het zo snel voorbij? Maar de pelgrim op de christenreis gaat verheugd door, want hij heeft het leven niet achter zich gelaten. Nee, hij heeft zijn bestemming pas bijna bereikt!
LEZEN
Handelingen 5:1-11
VERWERKING
- Wat trof jou in het bijzonder in deze tekst? Spreek daar over met elkaar.
- Vergelijk ons Bijbelgedeelte met Handelingen 2 vers 44. Als we letten op de daad van Ananias en Saffira, welke overeenkomsten en verschillen zijn er dan?
- Wat doen Ananias en Saffira nu precies verkeerd en waarom was dit nu zo erg?
- Matthew Henry spreekt over drie zonden: eerzucht, hebzucht en bedrog. Leg aan elkaar uit waarom het in deze geschiedenis inderdaad (of niet) over deze zonden gaat.
- Wat leren wij van dit Bijbelgedeelte over wat God van ons vraagt?
- Ananias en Saffira waren trots op hun ‘geefgedrag’. Waarom is het een miskenning van Gods liefde als je trots bent op hetgeen jij aan anderen (of aan God) geeft (zie ook 1 Kron. 29:14- 15)?
- Wat is nu de bedoeling van deze geschiedenis? Stel je eens voor dat jij lid bent in de gemeente van Ananias en Saffira. Wat zou deze gebeurtenis uitgewerkt hebben in jouw leven?
- De Heere Jezus heeft ons niet een beetje gegeven, maar alles. Hij heeft Zijn ziel gegeven tot een rantsoen voor velen (Math. 20:28). Hij heeft genoeg ‘rantsoen’ gegeven voor onze pelgrimsreis. Is het niet heerlijk om daarvan te leven? Leef je door genade van dit “rantsoen”? Op welke manier zie je dat bij kinderen van God?
ZINGEN
Psalm 42:1