Leswijzer 5.1 - Zuchten

Zingen: Psalm 130:1

Uit diepten van ellenden
Roep ik, met mond en hart,
Tot U, die heil kunt zenden;
O HEER, aanschouw mijn smart;
Wil naar mijn smeekstem horen;
Merk op mijn jammerklacht;
Verleen mij gunstig' oren,
Daar 'k in mijn druk versmacht.

Psalmen
55:10; 86:7; 121:2; 145:6; 147:2.

Liederen
Gele bundel: 5; 6; 142; 146; 174.

Levensvragen

• Ik snap jullie niet...
• Het leven ligt aan mijn voeten!
• Waarom doe je zo somber?
• Het komt toch allemaal goed?!

Doelstellingen

1. Je weet wat het betekent dat de Kerk en de schepping zucht.
2. Je snapt waarom de kerk de wederkomst verwacht.
3. Je weet waarom de wederkomst zeker is.

Hoofdlijnen

Levensvraag
Waarom doen jullie zo moeilijk?
De wereld ligt aan je voeten. Je zit alweer een tijdje op de middelbare school. De middelbare school is de tussenstap naar het ‘echte’ grote leven. Je hebt misschien grote plannen over wat je wilt worden en je bent nieuwsgierig naar wat er komen gaat. Je kijkt ernaar uit en ziet de toekomst glimlachend tegemoet. Het is dan irritant en onbegrijpelijk om te zien dat zoveel mensen in de kerk ‘zuchten’ en de toekomst somber in kunnen zien. Waarom doen ze toch zo moeilijk?

Bijbelgedeelte
Waarom heeft de psalmist het zo moeilijk?
De dichter roept vanuit de diepte tot God. De last van de zonde drukt op hem. Daarom heeft hij het zo moeilijk. Hij smeekt de HEERE of Hij aandacht wil schenken aan zijn smekingen. De psalmist beseft dat hij niet voor het aangezicht van de HEERE kan bestaan. Maar tegelijkertijd weet hij het: bij de HEERE is vergeving! Hij verwacht en hoopt op de HEERE.

Geloofsleer
De Kerk verlangt naar de wederkomst, omdat ze het moeilijk heeft.
Sinds de zondeval kunnen we niet meer leven zoals God het bedoeld heeft. De Kerk en de schepping zucht onder de (gevolgen van de) zonde. Eens zal dat voorbij zijn, als Christus terugkomt. De wederkomst van Christus is al in het Oude Testament voorzegd en ook door Jezus Zelf vaak verteld. De wederkomst zal een definitief einde maken aan de zonde en God zal zo volmaakt aan Zijn eer komen. De Heilige Geest doet de Kerk uitroepen: Maranatha!

Verbinden

Gespreksvragen

1. Waar doen anderen moeilijk over, waar jij totaal niet over inzit?
2. Waar doen ze bij jullie in de kerk ‘moeilijk over’?
3. Waar zou je over moeten inzitten, waar je nu niet over inzit?
4. Waar kun jij je totaal niet druk over maken?
5. Wanneer vind je het vervelend als mensen zich met je bemoeien?
6. Wie heeft zich voor het laatst met jou bemoeid?
7. Wat zegt de Bijbel over je zorgen maken?
8. Waar maak jij je zorgen over?
9. Wat is de oorzaak van jouw (en alle) zorgen?

Stellingen

1. Als je niet bekeerd bent, moet je daarover inzitten.
2. Mensen die vaak moeilijk doen, vertrouwen niet genoeg op God.
3. Als het jouw karakter is dat je veel piekert, dan kun je daar niet veel aan doen.
4. Je hoeft je geen zorgen te maken, want God zorgt voor je.
5. Als ík iets onbelangrijk vind, dan kan ik me daar ook niet druk over maken.
6. Alles komt goed, en zo niet: dan niet.
7. Als kerkmensen vrolijker waren, dan zouden er meer kerkmensen zijn.

Ik zie het niet meer zitten…
Stel je voor dat je op bezoek gaat bij je vriend. Je weet dat hij heel depressief is en vaak worstelt met de gedachte om een keer zelfmoord te plegen. Als je bij hem bent, dan merk je dat hij met dingen zit, waar jij eigenlijk niet over nadenkt. Hij is bang voor de toekomst, hij heeft een negatief zelfbeeld, hij is bang om te falen, hij denkt dat God hem niet wil omdat hij zoveel verkeerd heeft gedaan en hij voelt zich overbodig in deze wereld. Hij zit bij jou in de kerk.

Gespreksvragen

1. Wie herkent iets van deze zorgen?
2. Hoe ga je met deze zorgen om?
3. (Hoe) word je getroost?

Opdracht
Je besluit een brief voor hem te schrijven om hem te bemoedigen. Probeer in je antwoord ook dingen te zetten die je weet vanuit de Bijbel over zorgen en over de toekomst. Gebruik hiervoor 5 regels.

Gespreksvragen

1. Wie wil zijn brief toelichten?
2. Wat vinden jullie goed aan de brief van [naam catechisant]?
3. Wie heeft er nog een toevoeging op de brief van [naam catechisant]?
4. Wie weet een voorbeeld uit de Bijbel van iemand die het heel moeilijk heeft?

Groepswerkstuk
Je hebt het waarschijnlijk wel eens meegemaakt. Samen met een paar klasgenoten moet je een werkstuk maken. Een iemand doet goed zijn best en heeft telkens zijn deel van het werk ruim op tijd klaar, de ander net op tijd, de derde net te laat en de vierde gooit er met de pet naar.

Gespreksvragen

1. Op wie lijk jij?
2. Wie wil er wat vertellen over hoe het werkstuk uiteindelijk tot stand komt?

Bespreek de volgende vragen in tweetallen.

1. Hoe kan het dat sommige klasgenoten zich wel druk kunnen maken over het werkstuk, maar anderen niet?
2. Waarom zou je je druk maken om het groepswerkstuk?
3. Hoe is de uiterste inleverdatum van het groepswerkstuk te vergelijken met de wederkomst? Gebruik in je antwoord de volgende woorden: druk maken – wederkomst – genadetijd – te laat.
4. Stelling: Als je je niet druk maakt om de wederkomst, dan zit het niet goed vanbinnen.

Welke Bijbelvertaling?
Stel je voor dat je vader in de kerkenraad zit. Hij komt thuis van een nare vergadering. Tenminste, dat vond hij. Het ging de hele avond over welke Bijbelvertaling (of een andere kwestie die in de plaatselijke gemeente speelt) ze nu moesten lezen in de kerk. De reden waarom jouw vader het zo naar vond, is dat er ook bijna ruzie ontstond. Na de vergadering gingen er een paar zelfs chagrijnig naar huis. Als je aan hem vraagt of het dan niet belangrijk is, zegt hij: “Alles wat afleidt van Christus, is het niet waard om ruzie over te maken”.

Gespreksvragen

1. Welke reactie past het beste bij jou? Steek je vinger op voor A, B of C.
   A. Wat een onzin! Waar doen ze moeilijk over?!
   B. Ik snap ze wel, maar ze moeten er geen ruzie over maken.
   C. Er moet duidelijkheid over zijn, dus een beetje ruzie is niet erg.
2. Waar doen de mensen in jouw kerk ‘moeilijk over’?
3. Wat vinden jullie daarvan?
4. Waar maken jullie je druk over?
5. Waar zouden jullie je druk over móéten maken?

Waar maak jij je druk over?
Deel post-its uit en laat de catechisanten opschrijven waar zij zich druk over maken. Laat ze de post-its opplakken en bespreek enkele van de post-its. Stel daarna de vraag waarom zo weinig of geen jongeren erop hebben staan dat ze de Heere Jezus als hun persoonlijke Zaligmaker moeten leren kennen.

Gespreksvraag

1. Waarom maken jullie je daar niet druk over?

Zuchten?
Een zucht van opluchting is iets heel anders dan wat wij vandaag met zuchten bedoelen. Vandaag gaat het over het zuchten, omdat je het moeilijk hebt en het gewoon even niet meer ziet zitten. In de Bijbel staat dat de gelovigen en de schepping zuchten. Maar hoe kan de schepping nu zuchten?
Lees samen Romeinen 8:22-23 en beantwoord voor jezelf de vragen.

Exegese
Paulus grijpt met wij weten terug op de geloofskennis die de gelovigen van Rome hebben. Heel de aarde is vanwege de zonde van de mens vervloekt (vgl. Gen. 3:17). Paulus wijst erop dat hierdoor veel onderdelen van schepping met elkaar zuchten en de ‘weeën’ doorstaan. Hij gebruikt het bekende beeld van een zwangere vrouw, die de weeën doorstaat voordat het kindje geboren wordt. Dus voordat de heerlijkheid van de Messias komt, wordt deze komst voorafgegaan door een periode van weeën: oorlogen, natuurrampen en catastrofes. Om uiteindelijk weer compleet hersteld te worden, zoals het was bij de schepping (vgl. 20-21).

En niet alleen de schepping zucht, maar ook degenen die de Heere kennen en vrezen zuchten in de verwachting van hun verheerlijking. Met de woorden ook wijzelf benadrukt Paulus hoe sterk het verlangen is. Het is de Heilige Geest die als eerste gave dat verlangen - die vrucht - in het leven van een zondaar werkt. De gelovigen weten dat ze door het werk van de Heilige Geest geadopteerd zijn tot kind van God (vgl. vers 16) Het is ook de Heilige Geest die ook het verlangen geeft dat het lichaam verlost wordt, dat wil zeggen dat het zwakke sterfelijke lichaam opgewekt en veranderd wordt tot heerlijkheid, onvergankelijkheid [het vergaat niet] en onsterfelijkheid.

Vragen

1. Wie zuchten er?
2. Waarom hebben ze het moeilijk?
3. Wat verwachten ze?
4. Bij wie (in de kerk) herken je dit?
5. Stelling: Als je dit niet herkent, zit het niet goed vanbinnen.

Brugzin
In het Bijbelgedeelte van vandaag lezen we ook over iemand die het moeilijk heeft/zich druk maakt. Waarom heeft hij het zo moeilijk/maakt hij zich zo druk en hoe kan hij toch uitzien?

Voor de complete les- en leerwijzer verwijzen we u naar de producten.