Deze exegese gaat over 1 Koningen 10:1-13 en hoort bij les C3.45 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: 1 Koningen 10:1-13
Vers 1
In Scheba, het tegenwoordige Jemen, dringen geruchten door over de bijzondere wijsheid en rijkdom van de koning van Israël. Bij de verhalen die de ronde doen wordt ook steeds de naam van de God van Israël genoemd. Hij, HEERE, de God van Israël, is het die Israël deze bijzondere koning geeft.
Vers 1c-2
De koningin besluit om op staatsiebezoek te gaan. Geen kleine onderneming. En reis van ca. 2000 km, vergelijkbaar van Noord-Nederland naar Zuid-Spanje. En dat per kameel. Een reis van ongeveer twee maanden. Bij het gevolg van de koningin zullen ook lakeien, soldaten en handelaren zijn geweest. De kamelen hebben ook kostbare geschenken te dragen. Alleen het goud woog al ca. 4000 kilo. Zeg maar vier auto’s.
Vers 3
Toen de stoet eindelijk in Jeruzalem aankwam, zal dat heel wat bekijks getrokken hebben. Misschien hebben koeriers al haar komst aangekondigd. Koning Salomo zit klaar voor de ontvangst en neemt er de tijd voor. Er is ook heel wat te bespreken, want de koningin komt met vragen, waar ze nog nooit een antwoord op heeft gevonden. Ze zal ook de vraag wel gesteld hebben hoe Salomo toch aan al die wijsheid kwam. Dat heeft Salomo de gelegenheid gegeven om te spreken over de HEERE, aan Wie hij om wijsheid gevraagd heeft. Hoe Salomo de God van Israël dient, zal ze ook nog te zien krijgen.
Vers 4-5
Er is niet alleen veel wat de koningin hoort, er is ook veel wat ze ziet. Het is voor haar een bevestiging dat de HEERE, de God van Israël, ontzettend veel aan Salomo heeft gegeven. Wat ze ziet, getuigt ook weer van de wijsheid van Salomo. Hoe hij omgaat met zijn personeel en door hen wordt bediend. Hoe hij ook zijn voorraden beheert. Van de kleding die het hofpersoneel draagt, tot de wijnvoorraad in de kelders die door de schenkers geschonken wordt.
Vers 5c
In het bijzonder wordt ook vermelding gemaakt van Salomo’s ‘opgang’. Hiermee worden de offers bedoeld die hij in de tempel brengt. Een vorstelijk geschenk aan God. Maar anders dan de koningin van Scheba die zelf gewend was haar offers te brengen aan de goden. Alle heidenen dienen hun goden om ze tevreden te stellen, om ze ook in hun behoeften te voorzien. Hoe anders is de godsdienst in Israël, waar de HEERE uit dankbaarheid gaven mag worden geschonken. Vanuit de overvloed die Hij eerst schonk.
Vers 5d-7
De koningin is door alles wat ze gezien en gehoord heeft helemaal overweldigd. In alles overtreft dit bezoek haar verwachtingen.
Vers 8-9
De koningin prijst alle knechten en slaven die aan het hof van Salomo mogen werken. Ze prijst ook de God van Israël, die zo’n wijze koning aan dit volk schonk. Voor haar is dit een teken van Goddelijke liefde tot Zijn volk. Zo wordt het recht verhoogd en heerst de gerechtigheid. Het valt op dat de koningin spreekt van uw God. Anders dan bijv. Ruth komt ze niet tot de belijdenis dat zij ook deze God tot haar God aanneemt. Toch wordt door de Heere Jezus deze koningin ten voorbeeld gesteld. Zij had er ontzettend veel voor over om naar de wijsheid van Salomo te komen luisteren. Nog wijzer dan Salomo is de Heere Jezus. Maar bij Hem liepen de mensen weg. Zij liepen niet met een hart vol vragen. Of ze wilden de diepste levensvragen niet aan Hem stellen.
Vers 10 en 13
Bij een staatsiebezoek worden geschenken gegeven. Zo ook hier. Over en weer, beiden naar hun eigen vermogen. Dat waren geen kleinigheidjes. Het accent wordt hier gelegd op de specerijen die de koningin heeft meegebracht. Salomo schenkt de koningin van Scheba uiteindelijk zelfs nog meer dan waar zij mee kwam.
Vers 11-12
De auteur knoopt bij vers 10 een korte omschrijving vast van andere producten die naar Israël werden gebracht. Onder andere een bijzondere houtsoort waar Salomo meubeltjes en muziekinstrumenten van liet maken.