Het onderwijsleergesprek is een inleiding op de vertelling die hoort bij het Woordeloos boek. Als kinderen nog helemaal niets weten, is het fijn om ze eerst een basis mee te geven voor je de vertelling start. Het onderwijs leergesprek kan op de ene dag en de vertelling op de andere dag.
Hoe word je goed, zoals God je heeft bedoeld?
Doelen
- De kinderen begrijpen waarom ze niet goed kunnen worden door je best te doen.
- De kinderen begrijpen dat ze vanbinnen nieuw moeten worden om echt goed te worden.
Uitwerking
Zet een ladder op. Ga ernaast staan en zeg dat je vandaag echt goed je best doet om goed te zijn. Klim op de eerste sport: vanmorgen heb je eerlijk tegen je moeder gezegd dat je haar beker kapot hebt laten vallen. Je hebt er niet om gelogen. En je hebt het zelf opgeruimd. (Ga naar de tweede sport.) En je gaat een nieuwe kopen. (Ga naar de derde sport.) Je hebt op school ook een kind geholpen dat werd geplaagd. (Ga naar de vierde sport.) En je hebt opgeruimd voor de juf. (Ga naar de vijfde sport.) En je hebt je snoepje aan een kind gegeven dat nooit snoep meekrijgt. (Ga naar de zesde sport.)
Ga vergelijken en schep op
Andere kinderen liegen vaak als ze iets verkeerds hebben gedaan. Jij niet. De jongens in de klas maken alleen maar rommel. Jij helpt opruimen. En je hebt niet gemopperd. Je vriendinnetje geeft nooit iets weg. Jij wel.
Ga van de ladder af en praat met de kinderen
- Vonden jullie mij goed toen ik boven op die ladder stond?
- Herkennen jullie het opscheppen? Misschien niet dat je het zegt, maar wel dat je het denkt?
- En als je veel goede dingen probeert te doen, betekent dat dan dat je geen verkeerde dingen meer doet?
Speel weer na
- Sport één: Ik heb niet tegen mijn moeder gelogen.
- Sport twee: ik heb het zelf opgeruimd.
- Sport drie: ik ga een nieuwe kopen. En realiseer je dan: O’ ja, maar ik had hem kapot gegooid toen ik ongehoorzaam was en op tafel stond te springen terwijl dat niet mocht. Ik moet er eigenlijk weer één naar beneden.
- Sport drie: ik help een kind op school. En realiseer je: O’ ja, maar ik heb vandaag zelf ook heel ongeduldig gedaan tegen een ander kind. Ga weer een sport naar beneden.
- Weer sport drie: Ik heb opgeruimd voor de juf. En realiseer je: O’ ja, maar mijn kamer is nog wel een bende en mama heeft al vijf keer gezegd dat ik het op moest ruimen. Ga weer een sport naar beneden.
Ga van de ladder af en zeg:
Dat schiet niet op, hè? Goed zijn is nog niet zo makkelijk. Proberen helpt natuurlijk wel iets, maar het maakt je niet écht goed. Proberen maakt je vanbinnen nog niet goed. Proberen maakt je niet zoals God je heeft bedoeld. (Wijs op de hoofdregels uit les 2)
- Vraag aan de kinderen of ze nog weten hoe God hen heeft bedoeld. Voeg vanuit de hoofdregels twee elementen toe:
- God vraagt liefde. Liefde is niet alleen wat je doet (een snoepje weggeven), maar ook wat je denkt en voelt (geen snoepje weggeven en het kind tegelijk een stom kind vinden, ook al spreek je dat niet uit). God kijkt binnenin je hart.
- Het poppetje op de ladder deed alleen goede dingen voor andere kinderen, maar God wil ook dat we Hem het allermeeste liefhebben, dat we Hem op elk moment belangrijker vinden dan alle andere dingen, Hem nooit vergeten en alles voor Hem doen.
- Vertel dat als je helemaal zo bent dat je dan wel zo hoog op de ladder kunt komen, nog hoger dan de ladder, helemaal bij God. Dan pas je bij God. Vraag wie van de kinderen zo hoog denkt te komen.
- Vraag aan de kinderen hoe hoog de Heere Jezus komt. Laat hen vertellen of vertel zelf hoe goed de Heere Jezus was. Vertel erbij dat Hij er nooit trots op was.
- Vertel dat de Heere Jezus je bij God kan brengen. Hij doet de goede dingen. En jij mag mee.
- En vertel dat God je dan ook vanbinnen goed begint te maken, zodat je bij Hem past. De nare zonden vergeeft Hij. Dan zijn ze weg. En Hij wil je helpen om ze niet meer te doen. Elke keer als je voelt dat je verkeerde dingen doet, mag je Hem vragen om je te vergeven én je mag Hem vragen om je te helpen om ertegen te vechten. De Heere helpt je door in jouw hart te komen wonen. Leg uit dat Zijn lichaam, armen en benen enzovoort, niet in jou passen, maar dat Zijn Geest daar wel kan zijn. De Geest van de Heere Jezus hoort helemaal bij de Heere Jezus. Die kan overal zijn. Ook in jouw hart. En die kan je hart echt goed maken. Dan word je vanbinnen goed. Dan word je steeds meer vol liefde. Liefde voor God en liefde voor andere mensen.
- Niet dat je het dan nooit meer verkeerd doet. Maar als je het verkeerd doet, krijg je spijt en ga je ertegen vechten omdat je het niet nog een keer wilt doen. Dat is een heel ander soort goed-zijn dan bovenop de ladder staan.