Leswijzer 4.4 - Koninkrijk

Zingen: Gebed des Heeren:3

Uw koninkrijk koom' toch, o HEER!
Ai, werp den troon des satans neer;
Regeer ons door Uw Geest en Woord;
Uw lof word' eens alom gehoord,
En d' aarde met Uw vrees vervuld,
Totdat G' Uw rijk volmaken zult.

Psalmen
103:10; 145:4,5; 150:1; GdH:9; Een vaste burcht is onze God:4.

Liederen
Gele bundel: 3; 31; 118; 214; 215.

Levensvragen

• Het is veel te moeilijk. Wie kan me helpen?
• Wat moet ik doen in/met mijn leven?
• Waarom gaat het nooit zoals ik het wil?
• Wanneer wordt het beter?

Doelstellingen

1. Je weet waar het Koninkrijk van God is.
2. Je weet wat er van een gelovige burger in het Koninkrijk van God verwacht wordt.
3. Je weet waarom een christen nooit op moet geven.

Hoofdlijnen

Levensvraag
Het lukt me toch niet! Waarom zou ik doorgaan?
Verdriet, minderwaardigheidsgevoel, de neiging om het bijltje erbij neer te gooien, boos weglopen, je schuldig voelen; allemaal mogelijke reacties van ons als iets wat we moeten doen, steeds maar niet lukt. Zulke reacties komen zeker boven als we onze plicht als burger van het Koninkrijk der Nederlanden niet nakomen en de wet ons strafbaar stelt. En daar zit een groot probleem achter: het lukt ons nooit ons volkomen aan de wet te houden, niet aan de Nederlandse wet en zeker niet aan de wet van God.

Bijbel
Het lukt je toch niet. Volg Mij!
Hoe keurig die rijke jongeman uit de Bijbel ook volgens de wet leeft, er blijft een vraag in zijn hart leven. Die stelt hij aan de Heere Jezus: ‘Wat moet ik doen om het Koninkrijk der hemelen binnen te gaan (bekeerd te worden)?’ Het antwoord dat Jezus hem geeft, blijkt teveel voor hem te zijn: alles verkopen en Jezus gaan volgen. Want hij was zeer rijk. Hij kon Jezus niet volgen.

Geloofsleer
Jezus is de volmaakte Profeet, Priester en Koning Die roept tot navolging
Wat mensen nooit meer kunnen, doet Jezus: God volmaakt dienen als Profeet, Priester en Koning en dat ten dienste van verloren mensen. Hij brengt ze in Zijn Koninkrijk, gaat ze voor, roept ze tot navolging en werkt dit in hen, zodat ook zij profeet, priester en koning zijn. Hier in dit leven nog onvolmaakt, maar straks in en bij Hem volmaakt.

Verbinden

Gespreksvragen

1. Hoe voel je je als iets mislukt?
2. Wat doe je als iets mislukt?
3. Wanneer geef je op, als iets telkens mislukt?
4. Wat probeer je vaak te doen, maar lukt je nooit?
5. Wat doet het met je als iets telkens mislukt?
6. Wat zegt het over jezelf als iets je niet lukt?
7. Wat (of: wie) heb je nodig als iets niet lukt?

Stellingen

1. Als ik iets niet kan, voel ik me een mislukkeling.
2. Voor het volgen van Jezus, moet je teveel opgeven.
3. Als iets telkens mislukt, kun je beter opgeven.
4. Je moet niet aan dingen beginnen die te moeilijk zijn.
5. Niemand houdt zich helemaal aan de wet, dus wat is het probleem?

Een nieuwe snorfiets
Bernards moeder heeft net een nieuwe snorfiets gekocht. Ze gebruikt deze voor boodschappen. Fietsen lukt niet meer zo goed, want ze heeft sinds een paar jaar last van haar been. Bernhards ouders hebben duidelijk tegen hem gezegd dat hij er niet op mag, hoewel die maar 25 kilometer per uur kan en hij dus op de racefiets zelfs sneller kan! Maar dat maakt niet uit, zeggen ze dan. Bernhard heeft al vaak gekeken hoe het werkt en eigenlijk is het precies hetzelfde als een fiets. Het enige verschil is dat je niet hoeft te trappen.

De volgende avond komt zijn vriend Max. Zijn ouders hebben een verjaardag van bekenden van hem en Max. Zij zouden nog even de presentatie voor morgen doorkijken en dan ook naar de verjaardag gaan. Bernhard loopt met Max naar de schuur toe, waar de nieuwe snorfiets staat. Max reageert enthousiast en bestookt Bernhard met vragen. “Zo joh! Wat een vet ding! Is dat zo eentje die maar 25 kilometer per uur kan? Zullen we een klein rondje doen? Ik heb dat ook wel eens gedaan bij Thom. Is echt super makkelijk!” Bernhard reageert een beetje teleurgesteld: “Nee man, dat mag niet van m’n ouders. Het mag pas als je 16 bent. Waarom snap ik ook niet, maar ja…”
Maar, even later klinkt er opeens een brommend geluid. De snorfiets gaat aan en de schuurdeur open. Max zit op de snorfiets en Bernhard achterop. Ze rijden het erf af en gaan de weg op. Het gaat fantastisch. Na een tijdje besluiten ze terug te gaan, maar nét voordat ze de straat in willen rijden, verschijnt er een motoragent. Bernard beseft maar al te goed dat hij de dupe is. De agent houdt hen staande en vraagt naar de papieren. Tja… Bernard baalt enorm. Max begint wat boos te mompelen. Niet veel later lopen ze teleurgesteld de straat in met een flinke boete voor het rijden zonder geldige papieren.
In het ‘Koninkrijk der Nederlanden’ [Nederland] hebben we regels waar je je als burger van het koninkrijk aan moet houden. Bewust of onbewust kunnen we regels overtreden.

Gespreksvragen

1. Wanneer heb jij als burger de wet wel eens overtreden?
2. Stel je voor dat je Bernhard was. Hoe zou je je voelen als je de politieagent zag?
3. Kan je je als Nederlander helemaal aan de wet houden?
4. Welke taak (of: plicht) heb je als burger van Nederland?
5. Wat als dat je niet lukt?

Ziekenhuis
Opa’s en oma’s zijn vaak heel belangrijke mensen in ons leven. Ze hebben veel meegemaakt, dus ze hebben veel levenswijsheid opgedaan. Ook verwennen opa’s en oma’s kleinkinderen vaak, omdat ze zo blij zijn met hen. Als je een opa of oma verliest, doet dat zeer.

Probeer je eens voor te stellen: je opa moet bloedprikken voor controle, maar uit de controle volgt deze keer een ernstig bericht: bij je opa is leukemie (een vorm van kanker) ontdekt. De artsen voorspellen dat hij niet lang meer te leven heeft, maar ze durven niets met zekerheid te zeggen.

De taak [roeping; plicht] van de artsen is om jouw opa weer beter te maken. Daar hebben ze voor gestudeerd en daarom hebben ze deze baan! Maar, na een tijd van zware behandelingen, moeten de artsen het opgeven. Je opa is niet meer te genezen. Hoe goed de artsen hun best ook hebben gedaan en hoe slim ze ook zijn, het lukt ze niet om je opa beter te maken. De ziekte is zo verwoestend, dat het einde alleen nog maar uitgesteld kan worden, maar van de ziekte zelf zal hij nooit meer genezen.

Gespreksvragen

1. Wie is er wel eens in het ziekenhuis geweest en waarom?
2. Wie heeft er iemand in de familie die kanker heeft?
3. Wie heeft zijn beide opa’s en oma’s nog?
4. Wat is de taak van de arts?
5. Waarom kan de arts zijn taak niet altijd uitvoeren?
6. Stel je voor dat jij de arts bent: Hoe zou je je voelen?
7. Hoe zou je je voelen als je een taak hebt die je niet altijd kan doen?

Voor de complete les- en leerwijzer verwijzen we u naar de producten.